top of page

Een uitgebreide brandweerfamilie

BRANDWEER BEVELHEBBER JORIS DIERYNCK
 

Joris Dierynck is de zoon van Arthur Dierynck- Decrock, Kleinzoon van

mijn vaders broer Jules Dierynck-Cardoen Emma en achterkleinzoon

van mijn grootvader Bruno Dierynck-Malfait.

Vader Arthur, grootvader Jules, nonkel Albert Dierynck en de zonen

tante  Marie-Louise , Jacques en André, waren eveneens leden van de

brandweer.

Reeds in 1892 was Paul Dierynck lid van de brandweer. Zie groepsfoto.
Alhoewel vader en grootvader ook tot het Geluwse korps behoorden, hadden

die geen enkele invloed op de beslissing van Joris Dierynck om tot de

brandweer toe te treden. "Mijn vrienden waren allen brandweerman",

aldus Joris, "en als er wat te doen was voor de pompiers, stond ik alleen. Daarom besloot ik ook toe te treden." Joris maakte al heel vlug promotie. Heel vroeger was er nog geen sprake van brevetten om bij de brandweer te horen. Ook niet voor officieren en bevelhebbers. Toen die verplichting er wel kwam slaagde de toenmalige Geluwse bevelhebber niet.

"Als noodoplossing liet men mij de kursus volgen", zo vertelt Joris. "Ik slaagde en werd de <dubbelganger aan de bevelhebber>, zoals dat in die tijd werd genoemd. In '56 werd ik onderluitenant en in '61 luitenant-dubbelganger. In januari '69 werd ik effektief bevelhebber van het Geluwse korps. Na de fusie ontstond er één Werviks korps met in iedere gemeente een officier als leider van de post. In Geluwe was ik dat en tevens werd ik tot officier-dienstchef benoemd met het bevel en supervisie over de beide posten."

Vader

Joris Dierynck was een bevelhebber van het vaderlijke type. "Heel streng was ik nooit", aldus Joris. "Ik verkoos rechtstreeks met de betrokkenen te spreken in plaats van in het publiek iemand de mantel uit te vegen. Dit belette niet dat ik bij een brand kort van stof kon zijn vooral als ik zag dat het niet naar wens verliep of dat wat op oefening werd aangeleerd niet precies werd uitgevoerd. Maar ik verneem nu dat er meer droef zijn dan blij. Dus zal ik het wel niet zo slecht hebben gedaan."

Joris Dierynck prijst zich gelukkig in zijn loopbaan als brandweerman nooit echte rampen te hebben meegemaakt. Branden met dodelijke slachtoffers waren er niet. Branden bij landbouwers of een vlashandelaar vroegen wel veel werk. Het ergste wat Joris meemaakte waren nog de overstromingen in '64.

Bij het afscheid knaagt er wel iets bij Joris Dierynck. "Tot op vandaag was ik altijd de eerste en de laatste erbij als er iets gebeurde. Nu moet ik vaststellen dat ik overbodig ben," zo mijmert jij. "Ik ben er wel op voorbereid want ik weet uiteraard al van vroeger dan vandaag dat ik er een punt moet achter zetten, zodat het niet meer zo pijnlijk overkomt. Wat ik het meest zal missen is het onderhoud van het wagenpark. Als inspekteur bij Touring Wegenhulp had ik daarin enige ervaring en ik maakte er mijn hobby van iedere zaterdagvoormiddag in het arsenaal door te brengen voor het onderhoud van het materiaal.

(Officieel heeft hij in april 1991 de sleutels van het arsenaal Geluwe overgedragen aan zijn opvolger Noël Durnez, met de uitdrukkelijke wens er als gewezen TW-inspekteur er toch nog binnen te kunnen om een handje toe te steken als het moet.

Joris Dierynck droeg steeds de korpsgeest hoog in het vaandel, en hij had de "kunst" zijn mannen te motiveren.

Joris brandweer jpg.jpg
Brandweer Geluwe  P.Dierynck.jpeg

Foto uit "Ghilwe 'tErfgoed Ghilwe

bottom of page