WELKOM
op de site vaN
DE FAMILIE
DIERYNCK-VANDAMME
Het gezin Dierynck-Vandamme anno 1961
De ouderlijke woning te Geluwe
Als takken aan een boom groeien we allemaal in verschillende richtingen, maar onze wortels houden ons allemaal bij elkaar
De Stamboom
Als je een boom zou vragen:
Hey boom, sta jij nou alleen?
Dan zou hij, denk ik, zeggen:
Geef mij maar een boompje om me heen.
Zou je aan je vader vragen:
Hey vader, sta je nou go?
Dan zou hij, denk ik, zeggen:
Geef mij maar mensen om mij heen.
Dus ik heb een knal van een vraag:
Aan wie geef jij het leven door?
Dan zou hij, denk ik, zeggen:
Daar heb ik mijn takken voor.
Zou je aan je moeder vragen:
Aan wie geef jij het leven door?
Dan zou ze, denk ik, zeggen:
Ja kijk, daar heb ik jou nu voor.
Zou je aan je oma vragen:
Jou leven van waar komt het vandaan?
dan zou ze, denk ik, zeggen:
van oma's die niet meer bestaan.
Webmaster Germain Dierynck
Mijn grootvader Jules Vandamme
Hij was 83 jaar bij zijn overlijden. Zijn kleinkinders noemde hem
"Pee van de Roobaert". Als landbouwer en herbergier op De Roobaert
aan de Molenhoek en als huisvader had hij een zwaar en bewogen leven
achter de rug.
Hij huwde met Sylvia Dewitte die op 40 jarige leeftijd overleed. Zij schonk
het leven aan zeven zoons en vier dochters. Hij huwde een tweede keer met
Eugenie Mahieu waarvan een zoon en een dochter.
Als jong gehuwde werden in 4 jaar tijd drie kinderen levenloos geboren, een
dochtertje overleed op 5 jarige leeftijd en een zoontje op 8 jaar. Mijn moeder
Alix als oudste overlevende dochter, met tante Martha, tante Marguerite, tante Antoinette en nonkel Achiel bleven over.
Zoon Achiel overleed in 1919 op 21 jarige leeftijd in het Legerhospitaal van Antwerpen ten gevolge van een ziekte opgedaan aan het front en is begraven op het kerkhof “Schoonselhof” in Antwerpen. Een 150 tal brieven die hij haast dagelijks schreef van uit zijn soldatenleven en het front zijn nog bewaard.
Cfrt https://achielvandamme.blogspot.com
Tijdens den oorlog ‘14 – 18 was Jules Vandamme met twee dochters op de vlucht in Vertheuil nabij Bordeaux (Fr.) Een dochter Martha was achter gebleven als dienstmeid in Tourcoing, en bleef gedurende vier jaar onbereikbaar en bevreesd zoek. Als landbouwer werkte hij op de hoeve van het kasteel terwijl zijn dochter dienstbaar was in het hospitaal klooster van Vertheuil.
Na de oorlog , kwam hij in 1919 terug naar de Molenhoek. Alles was plat en verwoest , zijn twee trekpaarden dood, zelfs het gelddat hij voor de vlucht gedolven had vond hij niet meer terug. Vlug kon hij op zijn erf van het Koning Albertfonds een barak verkrijgen. Zijn buurvrouw schreef hem wat hij daarvoor gedaan had en hoe zij ook kon aan geraken..
In meer dan 100 brieven schreven familie en vrienden over hun wedervaren tijdens de vlucht in Poperinge, Abele , het Noorden van Frankrijk en Normandie.
Cfrt https://vluchtelingenpost.blogspot.com
Tijdens den oorlog 40-45 beleefde hij in 1941 de wrede roofmoord op zijn dochter Marguerite, schoonzoon Hector en de brandstichting van de Roobaert waarbij de 8 jarige kleindochter Yvonne in de brand omkwam. Zijn 13 jarige kleinzoon Georges bleef als college student op het internaat verweesd achter. Het onderzoek en de berechiting via het assisenhof waren twee helse jaren.
Cfrt https://deroobaertmoord.blogspot.com
Hij was wellicht de laatste in de streek die een paardenkoets (sjeeze) bezat waarmee hij de zondag naar de Platze kwam voor de hoogmis. Zijn sjeeze plaatste hij in de afspanning van Pol Huyghe op de hoek van de Menen- en kerkhofstraat.
Mijn verste en leukste herinnering was dat hij ons met zijn sjeeze voerde en ons kwam afhalen om in de Roobaert met de familie te feesten of te nieuwjaren met op de menu “Koeitonge in tomatensaus” of “Boullie met karrotjes”. Heerlijk was het om in de duisternis naar huis te keren, vooraan op de koetse, met voor ons de geur van het dampende paardegat.
Op zijn bidprentje kan men lezen “ Jules was een overtuigd christen huisvader, een man uit één stuk van den ouden vlaamschen trant, die zelf eigenzinnig en koppig zijn gedacht kon doordrijven en daarin naar niemand omkeek. “
Ja, mijn ouwen enige opa, jammer dat ik hem maar tot op mijn 15 jaar heb gekend maar wie zal zijn opa nog 70 jaar later herinneren ?